De Ongrijpbare Vruchten
In dit verhaal volgen we Hendrik uit Deventer in het jaar 1535. Hij verlangt ernaar om buitengewoon rijk te worden en eeuwig te leven. Maar wat als hij spijt krijgt wanneer het te laat is? Is eeuwig leven dan nog wel zo aantrekkelijk? In dit verhaal volgen we Hendriks avonturen en ontdekken we waar zijn acties uiteindelijk toe leiden.
Vanuit een vogelperspectief lijkt de Hanze markt in Deventer op een betoverende miniatuurwereld, bruisend van leven en bedrijvigheid. Een symfonie van geluiden vult de lucht, terwijl kleurrijke doeken en wapperende vlaggen de kraampjes sieren. De geuren van versgebakken Deventer koeken, zoute stokvis en exotische specerijen vermengen zich op magische wijze. Marktbezoekers dwalen langs de kraampjes, betoverd door een overweldigend palet van aroma's die hun zintuigen prikkelen. Het is een ervaring die je direct meevoert naar een andere tijd, naar het bruisende Deventer van 1535.
Op deze stralende herfstdag streelt een zonnestraal langs de elegante herenschoenen van een voorbijganger. Elke stap op de kasseien van de Brink laat een zacht rinkelend geluid van munten in zijn zakken achter. De imposante wandelaar, met een zelfverzekerde tred, lijkt rechtstreeks te zijn ontsnapt uit een schilderij van Han van Meegeren. Zijn zijden kraag en vilten hoed, bekroond met een majestueuze pauwenveer, geven hem een aristocratische uitstraling. Overal waar hij gaat, wordt hij met ontzag behandeld en smeken mensen om een glimp van zijn aandacht.
Wat omstanders op het eerste gezicht niet vermoeden, is dat de welvaart van deze statige man niets meer is dan schijn. Een pakketje schroot met een dun laagje chroom, bedoeld om de buitenwereld te misleiden. Zijn masker wankelt kort wanneer een juwelier hem trots benadert met een handgemaakt sierraad. Met minachting verplaatst hij het sieraad van zijn linker- naar zijn rechterhand. "Dit soort knutselwerk is voor mij de moeite niet waard om te bekijken, laat staan om te kopen. Misschien, als je de volgende keer iets van echte waarde hebt, zal ik overwegen om er wat geld aan uit te geven..." De arme juwelier blijft weerloos achter, terwijl de vermeende welgestelde man zijn weg vervolgt.
Plotseling breekt er rumoer uit in de verte, waarbij de menigte zich omdraait en nieuwsgierig naar de bron van het geschreeuw kijkt. Er is opschudding op het plein: een vrouw wordt met veel geluid achtervolgd door de schout en zijn mannen. Haar haren en lompenjurk wapperen wild in de wind terwijl ze kriskras langs de kraampjes rent, haar achtervolgers op de hielen. "Houd die heks tegen!" schreeuwt de schout.
Een oude man ziet, terwijl hij zich omdraait, de vrouw op zich afkomen en besluit in een reflex haar te helpen. Hij steekt zijn hand uit en trekt haar snel een steegje in, weg van haar achtervolgers.
Nog beduusd van zijn spontane actie leidt hij haar door de smalle straatjes van Deventer, terwijl de schout en zijn mannen in verwarring achterblijven.

Bij de stadspoort aangekomen, stopt de vrouw plots en draait zich om. Ze kijkt haar redder dankbaar aan en drukt stevig een klein zakje in zijn hand. "Alstublieft, neemt u dit als mijn dank. Plant de zaden en drink het sap van de vruchten die zullen ontspruiten. Onsterfelijkheid zal dan uwer deel zijn." De oude man, nog nahijgend naar adem, bedankt de vrouw beleefd en kijkt toe terwijl ze als een op hol geslagen merrie de stadspoort uitrent.
Die avond in de stadsherberg van Deventer, wanneer de rest van de gasten naar hun kamers is gegaan, zitten er nog twee mannen aan de bar.
In de herberg vermengt de geur van verschraald bier zich met het rokerige aroma van de gedoofde haard. De waard schenkt de mannen hun laatste glas in, dooft enkele kaarsen en verdwijnt naar de keuken.
Het contrast tussen de twee mannen is opvallend. De ene is een fragiel ogende oude schipper, gebogen op zijn kruk, zijn lichaam getekend door het leven op zee. Zijn metgezel is een boom van een vent, duur gekleed met glimmende schoenen, die pontificaal tegen de bar leunt.
De oude schipper genaamd Jan deelt zijn verhaal met zijn statige bargenoot Hendrik over de betoverende ontmoeting die hij die dag had met een vrouw op de vlucht. In een gebaar van dankbaarheid overhandigde ze hem een zakje 'magische zaadjes', waarvan ze beweerde dat deze het geschenk van eeuwig leven bevatten. Hendrik, met een sceptische glimlach, informeert Jan of hij de zaadjes al heeft uitgeprobeerd.
Jan glimlacht afwezig bij het absurde idee. "Nog niet," antwoordt hij met een sprankeling van hoop in zijn stem. "Het draait om het sap van de vruchten die uit deze zaden zullen groeien. Ik moet alleen nog een geschikte plek vinden om ze te planten. Maar wie weet, misschien voel ik me over een tijdje weer zo jeugdig en krachtig als vroeger!”
Hendrik glimlacht speels. "Nou, dat zou werkelijk een wonder zijn en een voortreffelijke investering! Maar wees op je hoede, vriend, voordat je het weet verander je in een eeuwig dolende zeerover."
De lach in Jans ogen vervloeit geleidelijk tot een blik van bezorgdheid en overpeinzing. "Ach, geloof jij dat? En trouwens, wat heb ik aan onsterfelijkheid?" zegt Jan bedachtzaam. "Als ik niet eens een cent bezit om naar mijn familie toe te gaan? Het geld dat ik had om een paard te kopen voor de lange reis, ben ik verloren..." Zijn stem vervaagt in de duistere stilte van de herberg, terwijl zijn woorden in de lucht blijven hangen.

Hendrik buigt zich naar Jan toe en kijkt hem doordringend aan. Fluisterend deelt hij een geheim dat enkel voor hun oren bestemd is: "Ik wil je een voorstel doen. In ruil voor die zaadjes ontvang je van mij een volle zak met dukaten, genoeg om het paard te kopen waar je altijd al van hebt gedroomd. Geen zorgen meer, geen visserij. Of je kunt de zogenaamd magische zaadjes van die vrouw behouden. Misschien kun je dan wel voor altijd leven, maar in ruil daarvoor zul je de rijkdom opofferen die je vandaag al kunt hebben.”
Jan staart naar de zak met dukaten die Hendrik tevoorschijn haalt, aarzelt een moment en fluistert dan, bijna tegen zichzelf: "Ik wil mijn familie terugzien. Geef me dat geld."
Hendrik glimlacht en schuift de zak naar Jan. De deal is gesloten.
De klok slaat middernacht in Deventer, en de twee mannen gaan naar hun kamers, elk met hun eigen geheimen en dromen.
De volgende ochtend begint sereen op de bruisende Hanze markt. De ochtendzon kust de kraampjes en de geur van versgebakken brood en kruiden vult de lucht. Plotseling breekt er rumoer uit aan de overkant van de Brink. Geschreeuw doorsnijdt de vredige ochtendlucht en mannen snellen met geheven zwaarden naar de bron van het tumult.
Een menigte verdringt zich rondom een persoon die stevig wordt vastgehouden door een markthandelaar. Vanwege de drukte is het moeilijk te zien wie de ongelukkige is, maar het wordt wel duidelijk dat het om een valsmunter gaat. Valsmunterij wordt destijds als afschrikmiddel voor anderen bestraft met zo'n zware straf dat amper iemand zich hieraan durft te wagen.
Er beginnen geruchten te ontstaan dat het waarschijnlijk een handelaar betreft die de dag ervoor nog zelfvoldaan met dure schoenen en zijn zakken vol geld over de jaarmarkt had gewandeld.
De lucht is gevuld met geschreeuw en opgewonden stemmen, terwijl nieuwsgierige, boze en angstige mensen zich verzamelen. Een donkere wolk van openbare bestraffing hangt dreigend boven de menigte, en het geluid van geheven zwaarden versterkt de grimmige sfeer. Wat eerst een bruisende en levendige markt was, is nu doordrenkt van onrust en onzekerheid, terwijl de eerste voorbereidingen voor een openbare terechtstelling in gang worden gezet.
De verdachte heeft echter niet de imposante gestalte waarover wordt gefluisterd. Zijn gestalte is klein en zijn rug gebogen, getekend door de last van de jaren. Zijn gezicht is verborgen onder een zuidwester met een brede leren rand.
Hendrik had van een afstand toegekeken naar de gebeurtenissen en besloot onopvallend weg te glippen uit de menigte. Terwijl hij ongezien het marktplein van de Brink afliep, voelde hij zowel opluchting als schrik. Was hij zojuist ternauwernood ontsnapt aan dezelfde veroordeling? Met slechts de belofte van de magische zaadjes veilig in zijn zak snelde hij weg van de tumult en verliet Deventer via de stadspoort.
Na een lange wandeling bereikte Hendrik een afgelegen klooster, omgeven door uitgestrekte landerijen en vruchtbare akkers. Het klooster straalde een serene rust en vrede uit, en een vriendelijke non begroette hem bij de deur. Zonder veel aandacht te schenken aan zijn verzoek om in ruil voor een magisch zaadje zich hier een tijdje te mogen verschuilen, bood ze hem gastvrij onderdak aan in ruil voor zijn hulp.
Het klooster bood onderdak aan een gemeenschap van ongeveer dertig nonnen, die zo nu en dan de hulp van een sterke man goed konden gebruiken. Er was echter één voorwaarde: hij diende zijn verblijf op respectvolle wijze te delen en samen te werken met een andere tijdelijke gast die was ondergebracht in het klooster.

Bij het vallen van de avond begeleidde de vriendelijke non Hendrik naar een klein boerderijtje naast het klooster. De houten deur kraakte open en onthulde een nederige binnenkant. Aarzelend zette Hendrik een stap naar binnen en zag daar een stille vrouw, met haar rug naar hen toegekeerd, geknield op de grond zitten. Ze bad in stilte en haar aanwezigheid vulde de ruimte met een mysterieuze aura. Plotseling voelde Hendrik, de grote man met zijn luidruchtige voetstappen, zich even ongemakkelijk in haar bijzijn.
De weken verstreken en Hendrik begon geleidelijk aan steeds meer op zijn gemak te zijn in het boerderijtje. Hij begon Aeliana te zien als zijn sloofje, die hij steeds vaker beval om aan zijn wensen te voldoen. Terwijl hij opschepte over zijn vermeende rijkdom en pratserig vertelde over zijn vroegere leven op de markten van Deventer, groeide Aeliana's irritatie jegens zijn arrogantie. Ze merkte op dat hij, ondanks al zijn verhalen, geen cent op zak had en voortdurend klaagde over geldgebrek. Langzaamaan begon het tot haar door te dringen dat hij wellicht niet zo gefortuneerd was als hij beweerde. Haar afkeer jegens hem nam met de dag toe.
Op een gegeven moment merkte Aeliana iets op dat haar argwaan verder aanwakkerde. Uitstekend van onder Hendriks matras ontdekte ze een klein bekend zakje. Haar ogen werden groot van verbazing toen ze realiseerde dat dit de magische zaadjes waren die ze aan een oude man had gegeven als dank voor zijn hulp bij haar ontsnapping. Haar afkeer jegens Hendrik veranderde plotseling in vastberadenheid. Ze wist dat ze de waarheid moest achterhalen en met een vastberaden blik in haar ogen besloot ze hem naar zijn geheime plek buiten het klooster te volgen.
Vanuit een veilige afstand tussen de weelderige struiken, observeerde Aeliana hoe Hendrik gehurkt zat bij een vochtig stukje aarde. Hij leek zich volledig onbewaakt te voelen terwijl hij tegen zichzelf sprak, zijn stem doordrenkt van hoogmoed.

Hendrik: "Wat een slimme zet, Hendrik, wat een kans! Die goedgelovige kloosterlingen zien in mij een welvarende edelman die tijdelijk onderdak zoekt voor zijn vermeende belagers. Ze hebben geen idee dat ik slechts een toneelstuk opvoer. Nu, met deze betoverende zaadjes in mijn bezit, liggen werkelijke rijkdom en aanzien binnen handbereik. Dit elixer van onsterfelijkheid biedt mogelijkheden voor een weelderige toekomst. Ik kan het niet helpen maar glimlachen bij de gedachte aan Jan, die me deze zaadjes zogenaamd voor veel geld heeft verkocht. Als hij nog kon, zou hij zichzelf voor het hoofd slaan als hij ontdekt hoe ik hem heb bedrogen.”
Aeliana hoorde de woorden van Hendrik en haar hart bonkte van opwinding en verontwaardiging. Haar handen balden zich tot vuisten terwijl de adrenaline door haar aderen pompte. Ze besefte dat het nu tijd was om in actie te komen, en met haar diepgaande kennis van planten en kruiden zou ze Hendrik de ultieme les leren.
Ze brouwde een speciaal brouwsel waarvan ze hem vertelde dat het alleen door haar gebruikt mocht worden. Tegen Hendrik beweerde ze dat dit elixer willekeurige zaadjes binnen twee dagen zou transformeren tot majestueuze bomen en weelderige struiken. Het flesje plaatste ze zorgvuldig in haar slaapkamer, goed zichtbaar op een kast, maar net buiten zijn bereik. Als hij erin slaagde om het te stelen, zou dat voor haar de ultieme test en bevestiging zijn van zijn slechte karakter. Pas dan, vond ze, zou hij de straf die zij voor hem in gedachten had werkelijk verdienen. Het elixer fungeerde als een verleidelijke val, en ze wachtte geduldig op het moment dat hij zichzelf zou verraden.
Daar hoefde ze zoals verwacht niet lang op te wachten want Hendrik, ongeduldig en onwetend, kon zijn gierigheid niet bedwingen. Die nacht sloop Hendrik op zijn tenen de kamer van Aeliana binnen, pakte het flesje van de kast en begaf zich lopend naar een afgelegen plek, ver weg van het klooster, om zijn betoverende experiment uit te voeren.
Terwijl hij daar aankwam en het elixer over de zaadjes goot, voelde Hendrik een tintelende siddering onder zijn voeten. In het begin leek dit gevoel betoverend, een elektrische opwinding die door zijn lichaam kroop. In zijn verbeelding zag hij de transformatie van de zaadjes beginnen, verwachtte hij prachtige bomen en weelderige struiken die de vruchten zouden dragen waarmee hij eindelijk zijn ware fortuin kon vergaren. Maar al snel besefte hij dat er iets onverwachts gaande was, iets wat hij nooit had kunnen voorzien.
Kleine slingerende wortels grepen zich vast aan zijn voeten, als gretige vingers die hem stevig verankerden aan de aarde. In een staat van paniek probeerde hij zich los te rukken, maar de wortels waren sterker dan hij ooit had kunnen vermoeden. Ze drongen dieper in de grond, en ontnamen hem bij elk verzet meer bewegingsvrijheid die hem de hoop had kunnen geven dat hij kon ontsnappen aan zijn lot.
Hendriks hart bonkte als een bezetene terwijl hij de veranderingen in en om zich heen voelde plaatsvinden. Angst vulde zijn wezen en zorgde ervoor dat zijn spieren nog meer verkrampten. Zijn armen en benen verstijfden, werden houtachtig en ruw. Zijn vingers veranderden in takken en zijn voeten werden wortels die diep in de aarde doordrongen. De angstaanjagende gedachte kwam bij hem op dat deze transformatie wel eens zijn lot voor altijd zou kunnen bezegelen. Een wanhopig lot dat hij nooit had voorzien en hem nu eeuwig gevangen zou kunnen houden in een staat van onvergankelijkheid en berouw.

Terwijl de onomkeerbaarheid van zijn lot steeds duidelijker werd en zijn verzet veranderde in een berustend gevoel van onmacht zag Hendrik plotseling het gezicht van Aeliana voor zich verschijnen. Ze kon daar niet echt zijn, maar het leek alsof ze diep in zijn ziel keek en zo realistisch dat hij begon te twijfelen aan zijn verstand. Was dit een visualisatie van zijn schuldgevoel of speelde Aeliana een grotere rol in deze transformatie dan hij had kunnen vermoeden? Als een windvlaag die zijn oren streelde hoorde hij haar zeggen: “Jan maakt het goed maar jij zult eeuwig de tijd krijgen om na te denken over je daden. De vruchten waar jij profijt van wilt oogsten, zullen elk jaar groeien en bloeien voor jouw begerige houten ogen. Ze zullen de mooiste geuren en kleuren hebben, maar voor jou ongrijpbaar blijven. Net als de belofte van een eeuwig leven dat misschien wel net zo mooi klinkt als het rinkelen van vals geld in je zakken, maar uiteindelijk net zo leeg en betekenisloos blijkt te zijn als de illusie van rijkdom die het vertegenwoordigt.”
Langzaam drong tot hem door dat de belofte van het eeuwige leven en zijn verlangen naar werkelijke rijkdom en status zijn valkuil was geworden. Een val waarvan hij nu de bittere vruchten plukte. Het was een pijnlijke herinnering aan beloftes die vaak te mooi lijken om waar te zijn. In zijn gierigheid had hij zijn eigen ondergang veroorzaakt. Gedoemd om voor altijd een stille getuige te zijn, een boom zonder stem. Een levend bewijs dat de zoektocht naar snelle rijkdom een hoge prijs eist. Zijn eigen hebzucht had zijn lot bezegeld.
Hij werd deel van de natuur, een stille getuige van de gevolgen van zijn oneigenlijke verlangen. Veroordeeld om voor verankerd te blijven aan de aarde. Een leven van eeuwenlang, maar niet op de manier zoals hij zich ooit had voorgesteld.
De boom die ooit Hendrik was, staat nog altijd ergens verscholen in het bosrijke buitengebied van Deventer. Met een vleugje verbeelding kan men nog steeds zijn gelaatstrekken herkennen in de grillige takken en knoestige stam. Hoewel niemand ooit de kans heeft gehad om het sap van zijn vruchten te proeven, werden ze wel opgemerkt, zij het zonder er veel aandacht aan te schenken. Voordat ze goed en wel rijp waren, werden ze al gulzig opgesnaveld door de lokale vogels. Ach, had de natuurpracht der vogels maar een stem, zij zouden je talloze oude vertellingen kunnen toevertrouwen.
Aeliana koestert haar eigen boompje en kijkt af en toe bij Hendriks boom. Haar gedachten dwalen af naar die betoverende dag en de keuzes die ze destijds heeft gemaakt. Terwijl de tijd verstrijkt, beseft ze dat Hendrik zijn lesje heeft geleerd, maar ze vraagt zich af of hij diep van binnen de ware betekenis van vergankelijkheid en hebzucht heeft begrepen. Als ze op een dag besluit de betovering van Hendrik te verbreken, zal het zijn om hem een nieuwe kans te geven, een kans om een ander pad te bewandelen dat verder gaat dan schijnbare rijkdom en onvergankelijkheid. Maar voor nu, te midden van het ruisen van de bladeren en het gezang van de vogels, blijft het verhaal van Hendrik voortleven, een tijdloze herinnering aan betovering en de waardevolle lessen die het leven ons leert.
EINDE

M.P. Dicker, 2023

Terug naar Boven